
In Barcelona vertrok in augustus een vloot van een veertigtal boten met allerlei mediafiguren aan boord richting Gaza. Hoofdbedoeling de blokkade doorbreken en hulpgoederen leveren aan de hongerende bevolking van Gaza. Ze waren nog niet goed weg of er was al hommeles aan boord van sommige boten. Meereizende LGBTQI’ers waren een doorn in het oog voor andere vredesactivisten. De Gazaanse strijd mag niet te pluriform zijn blijkbaar. Daarenboven toonden de videobeelden die ik te zien kreeg niet al te veel hulpgoederen. Met een 400-tal actievoerders aan boord die ook zelf moeten eten en drinken niet verwonderlijk. Wie zelf ooit zeiltochten ondernam weet ongetwijfeld wat ik bedoel.
Ondertussen werden in ons land met medeweten van politici concerten geannuleerd omdat Joden dirigent (Festival van Vlaanderen in Gent) dan wel zanger (Disturbed in Vorst Nationaal) zijn. Joden mogen nog wel meedoen in het voetbal. We gaan toch niet te veel kiezers tegen de borst stoten, denk ik dan. Een concert waarvan Conner Rousseau zegt dat niemand het kent of een hardrock band die een niche bespeelt kan nog net. De wins tegen de verliezen afwegen noem ik dat. Ja, sorry, ik word cynisch van zoveel hypocrisie. Gisterenavond las ik dan weer het bericht over een bloedige drone-aanval in Soedan met 60 doden. Enig protest ter zake ergens in de westerse wereld? Niet dat ik weet.
Terug naar het flottielje dat voor een paar weken Barcelona uitvoer. Als je echt hulpgoederen wil leveren, en die ook op de bestemming wil krijgen, dan doe je dat niet met uitdagend trompetgeschal. Dan doe je dat in stilte. Onopvallend. In volle Joegoslavische burgeroorlog, vanaf de kerstperiode 1991 tot na de omsingeling van Sarajevo in 1996, waren wij meermaals onderweg. Guy Muylaert, man van mijn medewerkster Diana, ik en steevast andere ‘medeplichtigen’. Kleding, voedsel, medisch materieel, medicamenten, je kan het zo gek niet bedenken of vanuit Dessel deden we wat we dachten dat we moesten doen. Geen camera’s die ons volgden. Geen media-aandacht. Hoogstens pastoor Verbeeck die ons met Kerstmis in de parochiekerk succes wenste als we de dag nadien voor de eerste keer zullen afreizen, het grote onbekende tegemoet.
De eerste verkennende tocht bracht ons via Bled naar Ljubljana in Slovenië, de Kroatische hoofdstad Zagreb waar we een schuilkelder in moesten vanwege een luchtalarm en het beschoten Sisak waar de toenmalige frontlijn was. Even later volgde Rijeka aan de Dalmatische kust waar we medicamenten afleverden in het plaatselijke ziekenhuis en in restaurant Miramar de gruwelijke verhalen te horen kregen van een Kroatische legereenheid onder leiding van commandant Daba die een paar dagen verlof hadden na weken aan het front gestreden te hebben.
Ons netwerk van organisaties die steun leverden en contacten ter plaatse breidde zich steevast verder uit met een volgende bestemming Midden-Dalmatië ter hoogte van Split. In het Kroatische binnenland hadden de om en bij 246.000 Serven de 168.000 Kroaten en 56.000 inwoners met een nog andere etniciteit met geweld verdreven en er in 1991onder leiding van Milan Babic de republiek Servisch Krajina uitgeroepen. De Kroaten zouden het vier jaar later integraal heroveren.
Ondertussen vingen wij in Dessel twee Bosnische gezinnen op uit Konjic. Vluchtelingen die we via Zaventem binnen konden krijgen. Hoe we dat deden is weer een ander verhaal. Twee vrouwen, vier kinderen en een grootmoeder. Ze kregen het vluchtelingenstatuut en verbleven ruim een jaar bij ons. Hun enige wens was zo snel mogelijk huiswaarts keren als de toestand het enigszins toestond. Dat deden ze ook en de laatste die vertrok was Samka, de grootmoeder. Guy en ik brachten ze zelf naar huis. Onderweg aan de grens tussen Kroatie en Bosnie te Metkovic, richting Mostar, ondervonden we de nodige administratieve hinderpalen om Samka de grens over te krijgen. Niet de juiste papieren luidde het, ondanks het feit dat de vrouw naar haar eigen land terugkeerde…
In heel de poespas daar waren we genoodzaakt ons op te splitsen. Samka moest aan de grenspost blijven, Guy reed Bosnie in om in Medjugorje de nodige documenten te versieren en ik wachtte in één van de eetgelegenheden aan de Kroatische kant. Daar ontmoette ik, verdoken onder een pet en achter een zonnebril, Asad Khan. De geheimzinnigheid van de persoon intrigeerde me en ik sprak hem aan. Asad bleek een Pakistaans zakenman uit Londen te zijn met een eigen IT-bedrijf. Hij had zijn bedrijf on hold gezet om met zijn zelf uit de grond gestampte Convoy of Mercy en oude legertrucks maandelijks transporten van Londen naar Bosnie voor de noodlijdende bevolking te organiseren. In Jablanica bouwde hij een eigen hulppost uit. Er kwam een duurzame vriendschap en samenwerking tot stand die ons ook verder engageerde om samen met hem hulpgoederen naar Bosnie te vervoeren.
Onze Bosnische avonturen waren al van een heel andere orde met een constante dreiging van beschietingen door scherpschutters of artillerie. Zo herinner ik me nog de overnachting in het appartement van Samka, vier hoog. Guy mocht aan de kant slapen waar geen bommen vielen. De kamer aan de gevaarlijke kant, de kant van de potentiële beschietingen, werd mij toegewezen. Guy heeft kinderen en jij niet luidde de keuze van Samka. We werden er met de neus op de wreedheden van oorlog gedrukt. Afgebrande huizen en overal mensen op de vlucht. Travnik, Zenica, Visoko, Sarajevo,… Zolang je er vertoefde zat je onder spanning. Een spanning die pas wegviel als je terug de grens naar Kroatië had overgestoken.
Sta me dus toe om die hele vloot richting Gaza een klucht te noemen. Na de Armada Invencible in de zestiende eeuw die vanuit de havens van het Iberische schiereiland vertrok, nu de Armada Inutil. Beiden een slag in het water. Ik noem het gewoon een mediastunt. De opvarenden veroordelen scherp de Israëlische overheid, en ja die begaat fouten, maar men is zich er wel degelijk van bewust een humane, westerse tegenstrever tegen te komen. Beeld je in dat er zo een flottielje richting Jemen afvaart. Wat denk je dat er met hen zou gebeuren? Ik weet niet, maar ik vermoed geen terugkeer naar de luchthaven van Zaventem waar men dan de Jemense overheid kan staan zwart maken.
Enfin, dit moest me toch even van het hart. Ondertussen breken de peacemakers van Code Rood de omgeving van Arcelor Mital af. Zelfs de auto’s van de arbeiders moesten het ontgelden. Het proletariers aller landen, verenig u van Marx en Engels is daarmee ook naar de prullenmand verwezen.
Maandag werd dan weer in de commissie internationale handel van het Europees parlement mijn eerste wetgevend verslag voor handel met de Westelijke Balkan met een ruime meerderheid goedgekeurd (foto). De cirkel lijkt zo met betrekking tot die regio voor mij rond te zijn. Aan duidelijkheid wordt dezer dagen alvast niets te wensen overgelaten. Fijne zondag nog.
Kris van Dijck
12 oktober 2025