Na Straatsburg voor drie en Washington DC voor twee weken stond de voorbije week een tweedaagse in Rome op het programma. Ondertussen werd het meerjarig financieel beleidsplan van Dessel door de collega’s aan de raadsleden in een commissie voorgesteld. Volgende donderdag volgt de gemeenteraad. Er is een jaar lang keihard aan gewerkt door college en medewerkers met inspraak van burgers en adviesraden. In Rome hielden we onze ECR-fractiedagen met een dubbel bezoek aan het Vaticaan. Woensdagavond een geprivilegieerde rondleiding in het Vaticaans museum, waar het tijdens de openingsuren over de koppen lopen is, en in de ochtend een audiëntie bij paus Leo XIV.

 

Ik moet eerlijk bekennen dat het voor mij toch wel een speciale belevenis was. Het museum bezocht ik 41 jaar geleden al met een 120-tal Vlamingen toen we met Kerstmis onder leiding van Erwin Brentjens naar Rome afzakten om de amnestie-eis kracht bij te zetten en op kerstdag met tientallen leeuwenvlaggen het Sint-Pietersplein opfleurden. Sindsdien zijn vlaggen er verboden. Van het museum was me vooral de Sixtijnse kapel bijgebleven en de wonderbaarlijke schilderingen van Michelangelo waar meermaals per week , na sluitingstijd, de paus in stilte komt bidden. 

Maar meer dan die prachtige praal keek ik, zelf katholiek opgevoed, een diploma op zak om catechese te onderrichten en zoals velen toch strijdend met de vraag wat het geloof voor je betekent, uit naar de ontmoeting met de kerkleider zelf. Die geloofstwijfel die ik ook bij de jongere generatie - inclusief mijn eigen kinderen – ervaar, speelt niet overal. De devotie in verschillende Oost-Europese en Zuid-Europese landen, alsook in de VS van Trump of op andere continenten, kennen wij in Vlaanderen niet meer op dezelfde schaal. Het werd meer dan zichtbaar als we op audiëntie gingen: dames die voor de gelegenheid een sluier droegen en handen kussend op de knieën gingen, of mannen die het hoofd onderdanig bogen. 

 

De toespraak die de paus hield wil ik jullie niet onthouden. Hieronder de integrale tekst die hij in het Engels uitsprak en die ook op de website van het Vaticaan te vinden en dus publiek is:

 

“Goedemorgen allemaal, en welkom in het Vaticaan.

Het doet me genoegen uw delegatie te mogen begroeten ter gelegenheid van uw deelname aan de ECR-groepsconferentie die deze dagen hier in Rome plaatsvindt.

 

Allereerst wil ik u bedanken voor uw werk, niet alleen ten dienste van degenen die u vertegenwoordigt in het Europees Parlement, maar ook van alle mensen in uw gemeenschappen. Het bekleden van een hoge functie in de samenleving brengt immers de verantwoordelijkheid met zich mee om het algemeen belang te dienen. Ik moedig u daarom in het bijzonder aan om nooit de vergetenen uit het oog te verliezen, degenen die aan de rand van de samenleving staan, degenen die Jezus Christus "de minsten" onder ons noemde (vgl. Lucas 9:48).

 

Als democratisch gekozen vertegenwoordigers vertegenwoordigt u een scala aan standpunten binnen een breed spectrum van uiteenlopende meningen. Sterker nog, een van de essentiële doelen van een parlement is het mogelijk maken dat dergelijke standpunten worden geuit en besproken. Het kenmerk van elke beschaafde samenleving is echter dat verschillen met beleefdheid en respect worden besproken. Het vermogen om het oneens te zijn, aandachtig te luisteren en zelfs in dialoog te treden met mensen die we als tegenstanders beschouwen, getuigt van ons respect voor de door God gegeven waardigheid van alle mannen en vrouwen. Ik nodig u daarom uit om te kijken naar Sint Thomas More, de beschermheilige van politici, wiens wijsheid, moed en verdediging van het geweten een tijdloze inspiratiebron vormen voor hen die het welzijn van de samenleving willen bevorderen.

 

In dit opzicht sluit ik me van harte aan bij de oproep van mijn recente voorgangers dat de Europese identiteit alleen begrepen en bevorderd kan worden in relatie tot haar Joods-christelijke wortels. Het doel van het beschermen van het religieuze erfgoed van dit continent is echter niet louter het waarborgen van de rechten van de christelijke gemeenschappen, noch is het primair een kwestie van het behoud van specifieke sociale gebruiken of tradities, die immers van plaats tot plaats en door de geschiedenis heen verschillen. Het is bovenal een erkenning van de feiten. Bovendien profiteert iedereen van de bijdrage die de leden van de christelijke gemeenschappen hebben geleverd en blijven leveren aan het welzijn van de Europese samenleving. We hoeven slechts te denken aan enkele belangrijke ontwikkelingen in de westerse beschaving, met name de culturele schatten van de imposante kathedralen, de sublieme kunst en muziek, en de vooruitgang in de wetenschap, om nog maar te zwijgen van de groei en verspreiding van de universiteiten. Deze ontwikkelingen creëren een intrinsieke band tussen het christendom en de Europese geschiedenis, een geschiedenis die gekoesterd en gevierd moet worden.

 

Ik denk hierbij in het bijzonder aan de rijke ethische principes en denkpatronen die het intellectuele erfgoed van christelijk Europa vormen. Deze zijn essentieel voor het beschermen van de door God verleende rechten en de intrinsieke waarde van ieder mens, van conceptie tot natuurlijke dood. Ze zijn eveneens fundamenteel voor het reageren op de uitdagingen van armoede, sociale uitsluiting, economische achterstand, maar ook van de aanhoudende klimaatcrisis, geweld en oorlog. Ervoor zorgen dat de stem van de Kerk, niet in de laatste plaats via haar sociale leer, gehoord blijft worden, gaat niet om het herstellen van een voorbije tijd, maar om te garanderen dat belangrijke middelen voor toekomstige samenwerking en integratie niet verloren gaan.

 

Hier wil ik nogmaals het belang benadrukken van wat paus Benedictus XVI omschreef als de noodzakelijke dialoog tussen “de wereld van de rede en de wereld van het geloof – de wereld van de seculiere rationaliteit en de wereld van het religieuze geloof” (Toespraak tot het maatschappelijk middenveld, Westminster Hall, Londen, 17 september 2010). Deze publieke dialoog, waarin politici een zeer belangrijke rol spelen, is essentieel om de specifieke competentie van beide partijen te respecteren en om elkaar te voorzien van wat nodig is, namelijk een wederzijds “zuiverende” rol om te voorkomen dat een van beide ten prooi valt aan vertekeningen (vgl. ibid.). Ik bid dat u uw steentje zult bijdragen door positief deel te nemen aan deze belangrijke dialoog, niet alleen in het belang van de mensen van Europa, maar van onze hele mensheid.

 

Met deze paar gedachten verzeker ik u van mijn gebeden en roep ik Gods zegen van wijsheid, vreugde en vrede af voor u en uw families. Dank u wel.”

 

Nadien konden wij een voor een de paus begroeten, wat me een beetje overviel. Wat zeg je tegen zo iemand? De vertegenwoordiger van God op aarde, evenwel net als u en ik naakt geboren en straks vergaand tot stof. Eenmaal voor hem was ik verrast dat hij niet groter is dan ik. We keken elkaar recht in de ogen, de handen vasthoudend, waarbij ik (in het Engels) volgende woorden uitsprak: “Heilige vader, ik ben Kris en kom uit Vlaanderen. Mag ik u vooreerst danken voor de wijze waarop u mensen inspireert. Zelf maak ik een moeilijke periode door. Mag ik u vragen te bidden voor vrede in de harten van alle mensen.” Hierop volgde een dank u en een zegen. Het klinkt misschien allemaal een beetje melig, maar ik denk niet dit moment ooit te vergeten terwijl ik, als ik eraan terugdenk, een rust ervaar. Gaat van hem toch een zekere kracht uit? Wie weet. Meer moet dat toch niet zijn, wel? Fijne zondag gewenst.

 

Kris van Dijck 

Dessel, 14 december 2025